Terwijl we in Puglia zijn voor de introductie van de vernieuwde Alfa Romeo Giulia en Stelvio zijn we in gesprek met een medewerker van Alfa Romeo met een ‘aanzienlijke functie’. We raken in gesprek over het merk, de historie, de favoriete klassiekers en auto’s die we ooit nog eens willen hebben. Echt een gesprek tussen autoliefhebbers: we hoeven verder eigenlijk niets van elkaar te weten, de gedeelde autopassie is voldoende.
Tijdens de laatste gang van het diner gaat het over mijn klassieke Giulia en de zeldzame Colli Giardiniera, de stationwagen van de klassieke Giulia. Ik besluit de knuppel op een vriendelijke manier in het hoenderhok te gooien: ‘Wat is het toch doodzonde dat er geen stationwagen van de nieuwe Giulia is gekomen, heh?’ Ik verwacht eigenlijk geen antwoord van de medewerker die nauw betrokken is bij de ontwikkeling van de huidige modellen. Tot mijn verrassing komt dat er wél: ‘Ontzettend, het erge is dat het prototype al af was. En hij was bloedmooi! Een schoonheid van niveau. Als echte autoliefhebber kreeg ik een zeer goed gevoel bij die auto’. Ook economisch was de Giulia Sportwagon geen heel groot risico, aldus de zichtbaar enthousiaste Alfa-fanaat: ‘Ga er vanuit dat een nieuw model introduceren zo’n vijf miljard euro kost. In zo’n geval kost een extra carrosserievariant een slordige 800 miljoen euro. Relatief weinig dus. Ik denk dat die Sportwagon een verschil had kunnen maken.’
Helaas mag het niet zo zijn. De Sportwagon komt net op een moment dat de markt voor stationwagens af lijkt te nemen. Geen fabeltje, we hebben er in die tijd de cijfers al eens bij gezocht en het bleek dat rond 2014/2015, toen de Giulia bijna klaar was, er inderdaad een neergaande lijn was. Het was voor wijlen Sergio Marchionne reden om af te zien van de carrosserievariant. Het lijkt er nu op dat, in tegenstelling tot veel van zijn zakelijk zeer goede beslissingen, dit niet zo’n topidee was. De markt voor stationwagens is sindsdien amper verder afgenomen.